Cultureel ondernemerschap is een containerbegrip waar ieder een eigen draai aan geeft. Ook de term ‘Gedeeld Ondernemerschap’ raakt in zwang, al kun je daar kanttekeningen bij plaatsen.
Want ik heb al heel wat organisaties zich trots horen afficheren als cultureel ondernemer, terwijl de belangrijkste verdienste bestaat uit achterover leunen terwijl anderen het werk doen:
- De organisatie die de zakelijk leider geen vergoeding geeft maar uitsluitend laat betalen uit uit door hem/haarzelf binnen te halen subsidies;
- De concertzaal die een ensemble voor een optreden alleen inkomsten toezegt uit de kaartverkoop, en vervolgens niets doet om publiek binnen te krijgen;
- Het impresariaat dat een artiest opneemt in het aanbod maar geen inspanning verricht om concerten te regelen.
Het is prettig en vleiend als een podium de zaal ter beschikking stelt, een organisatie je vraagt om mee te werken aan een project, en een impresario je opneemt in zijn roster. En er kunnen allerlei redenen zijn om hierop in te gaan: ervaring opdoen, een hoognodige speelbeurt binnenhalen, exposure.
Maar ondernemerschap betekent actie ondernemen en risico lopen, en in het geval van gedeeld ondernemerschap zou dat dus voor beide partijen moeten gelden. Het is verhelderend om op zijn minst dat risico te benoemen, en in het gunstigste geval kan het een opening geven voor nieuwe onderhandelingen.